40daysinindia.reismee.nl

Dag 10 - 13

Dag 10 (22 juli), Kaza & Ki

In een stralend zonnetje lopen we door Kaza naar de groene akkers. Uit de bergen komt een stroompje water dat de bewoners van Kaza tot een prachtig netwerken van vertakkingen hebben gevormd, waardoor elk akkertje van water wordt voorzien. Vogels vliegen op uit de gewassen waarnaast wij over de paden stappen en Johannes laat er geen enkele ongefotografeerd.
We dalen af naar de rivier, hierbij weer over een grinderig stuk lopend en kleine lawines veroorzakend. De vorige dag schreef ik dat de rivier bij Kaza breed en rustig was geworden. De rivier, die inmiddels over is gegaan in de Spiti rivier, blijkt van dichtbij echter nog steeds behoorlijk krachtig. Onze slippers bijna verliezende, proberen we wat vertakte stroompjes over te steken. Dit gaat moeizaam maar levert ons een paar gierende lachbuien op. Het is ongelooflijk koud.
De uitdagende stromingen in de rivierarmen roepen bij ons jongensgevoelens op en we beginnen driftig stenen te verplaatsen om een dam te bouwen. “het staat me maar niets aan dat het water hier langs stroomt.” Wijst Johannes afkeurend naar een kleiner stroompje, en zo beginnen we aan een bouwwerk dat voor korte tijd een Hollandse handtekening in het Himalaya landschap zal achterlaten. Omdat we ons vergeten zijn in te smeren is het onvermijdelijk dat we verbranden.
Weer boven in het hotel kan Johannes een hele boel vogels afvinken in zijn boekje en probeer ik wat te schrijven. Onze kamer heeft een aangenaam balkon. Vanaf hier kijken we uit over de Tibetaanse huisjes, hun blauwe ramen met zwarte kozijnen en de daken die, bedekt met hout en dikke lagen plantenmaterie, geisoleerd zijn tegen de warme zomers en de steenkoude winters. De Tibetaanse gebedsvlaggetjes, die overal boven het dorp uit steken wapperen in een zachte wind, die tevens het branderige gevoel in onze halzen tot ontkoeling brengt. “We hadden ons echt in moeten smeren.” Zeggen we enkele malen.
Rond 16:00 lopen we het dorp door naar het taxi bedrijf waar we een rit kunnen regelen naar het bekende Ki gompa, een indrukwekkend boeddhistisch klooster niet ver van Kaza. Als een puist, maar dan wel een hele mooie puist, zijn de witte gebouwtjes met bruinen daken en kozijnen dicht op elkander een puntige heuvel op gebouwd. In dit indrukwekkende klooster leven op dit moment tweehonderd monniken, die in hun rode rokken overal rondlopen. Van een van de monniken krijgen we een rondleiding en zien we onder andere de kamer waar de Dalai Lama twee maal overnachtte en de grote tempel waar alle monniken in passen. Veel van de monniken zijn studenten en komen hier op negenjarige leeftijd al in de leer.
Helaas is is er geen plek meer voor ons om in het klooster te overnachten en lopen we na de rondleiding terug naar beneden waar een guesthouse is. We komen langs een kring van dansende monniken die aan het oefenen zijn voor hun Ki Chaam festival dat spoedig plaats zal vinden.
We plannen alweer om vroeg op te staan omdat we uitgenodigd zijn de volgende dag om zeven uur bij het ochtendgebed te zijn. Maar om dan ook vroeg naar bed te gaan vinden we wat veel van het goede en zo lopen we rond 22:00 weer lekker naar buiten waar het hete, felle zonlicht vervangen is door stilte en duisternis. Languit liggen we met onze verbrande lijven op het scherpe grind en kijken naar de sterren hemel die hier ongelofelijk helder is. Er is geen wolkje aan de lucht. Naast een heleboel vallende sterren zien we ook onverklaarbare lichtflitsen. Is dit bliksem in de verte?

G.B.
Dag 11 (23 juli), Ki, Kibber & Kaza
Keurig om 6:55 staan Johan en ik op blote voetjes voor de tempel. Een van monniken gebaart ons naar binnen te gaan en wijst waar we mogen zitten. Een paar monniken zijn al binnen, waaronder de grote baas van allen. Dit is niet de hoofd Lama van Ki gompa, die is op dit moment in Delhi. Maar deze Lama maakt op ons veel indruk. In de bekende roodkleurige Tibetaanse gewaden, met een klein zonnebrilletje en een gigantische wijnvlek op de rechterzijde van zijn gezicht, werpt hij een frivole blik op ons. Johan fluisterd dat deze man eruit ziet alsof hij zo een vlam uit zijn handpalm kan toveren. Ineens begrijpen we de onverklaarbare lichtflitsen die we de avond tevoren aan de hemel zagen: Het moet deze Lama zijn geweest, op een berg een of ander kwaad bedwingend met zijn bovennatuurlijke krachten.
Dan begint de tempel vol te stromen met monniken. De ouderen gaan op de voorste rij zitten en de jongeren op die daarachter. Hele jonge monniken komen met grote, zware potten chai scheef naar binnen gelopen. Ook worden er net als in Kalpa ronde broden uitgedeeld. Onder ons gezegd zijn deze plakken net zo droog als de gespleten stukken aarde die we boven de rivier zagen, maar beleefd en dankbaar voor de gastvrijheid eten we ze helemaal op en spoelen we de laatste happen weg met de tweede ronde chai, die door de kindermonniken wordt verzorgd. Of nee, ik spoel de laatste ronde weg met, de overigens heelrijke chai, Johannes krijgt uit een andere pot een kopje geitenmelk waarna hij gedurende een half uur een beetje stil is en bij elke slok een pipse kleur over zijn gezicht trekt. Later hoor ik van hem dat hij vocht tegen het braken. Toch weet hij gedurende dit halve uur het hele kopje weg te werken.
We blijven twee uren zitten en luisteren naar de zangerige gebeden die met trommels, bellen en hoorns ondersteund worden. Het is erg bijzonder om hier bij te mogen zijn en ik proef de Tibetaanse sfeer, die ik tot voor deze reis enkel van televies kende, heel sterk. Waarschijnlijk sterker dan ooit want dit zijn wel vijftig biddende monniken, oftewel Lama’s en dan ook nog in zo’n bijzonder klooster als Ki Gompa.
Met toevallig de dezelfde taxi als dat we naar Ki gingen rijden we naar Kibber: een klein typisch Spiti dorpje, niet ver van Ki. Een heerlijke geitenlucht dringt zich in onze neusholten terwijl wij tussen de al eerder beschreven witte gebouwen met zwarte kozijnen en dik gelaagde organische daken lopen.
Had ik al eerder geschreven dat er om een of andere reden enorm veel Israeliers zijn in India en met name in het noorden? In ieder geval zijn het er vandaag zoveel dat ze niet alleen in Ki, Kibber en Kaza (waar we na Kibber weer heen gaan) treffen, maar zelfs op de weg tussen Ki en Kibber. Een van de wandelaars is een hele mooie, jonge vrouw en voor de grap hangt Johannes met zijn camera en lens van bijna een meter ver uit het raam om wat “proffesionele” foto’s te maken.
Weer in Kaza aangekomen worden er weer even wat vogels afgekruisd en wordt er wat geschreven. Johannes gaat nog even op pad om wat informatie bij een ecologisch touristenbureau te winnen. Dit is een heel sympathiek bureautje: Ze vestrekken onder andere gratis water om vervuiling door alle plastic flessen tegen te gaan.
Daarna trekken we onze zwembroekjes aan en lopen naar de rivier beneden het dorp. Het water is ondraaglijk koud, maar door de dolle pret die we hebben, went het uiteindelijk en gaan we kopje onder.
Fris als een natte borstel lopen we naar boven om samen met onze Deense vriend, die we in Ki gemaakt hebben en toevallig ook Johannes heet te gaan eten. Hij neemt ons mee naar een afgelegen restaurant waar we samen met een lokale Indier, die overings overal in India geweest schijnt te zijn, een Jamaikaan, twee Fransen en een andere Deen gezellig te eten en wiskey te drinken. Er wordt hard gepraat en veel gelachen. We bedanken Johannes dat hij ons mee heeft genomen naar dit min of meer gesloten gezelschap. Onderweg naar het hotel genieten we nog even na van de mooie dag, maar dan is het weer tijd voor zoete droompjes.

G.B.
Dag 12 (24 juli), Kaza & Dhankar
In tegenstelling tot de andere dagen in de Spitivalei is het vandaag grijzig bewolkt en kunnen we aan de lucht haast ruiken dat er regen op komst is. Samen met de Deen, Johannes, ontbijten we stevig. Daarna drinken we een lekkere slappe bak koffie en voegt een aardige Duitser zich bij ons gezelschap. Zo hebben we een rustige morgen, waarin we wat kwieke verhalen uitwisselen, die zich rekt tot in de middag.
Om 15:00, het is al begonnen met regenen, nemen we de bus die ons ter hoogte van Dhankar op de weg tussen Kaza en Rekong Peo zal afzetten. De regen komt met emmers uit de hemel en striemt de ramen aan beide zijden van de bus, terwijl vanaf de bergen ineens overal stroompjes verschijnen. We moeten, na te zijn uitgestapt, te voet nog een behoorlijk stuk klimmen om in Dhankar te komen. Hoewel dit twee uur durende geklauter behoorlijk vermoeiend is, genieten we alweer prachtige uitzichten en lopen door een indrukwekkende kloof. Het oude klooster kijkt gedurende de tocht vanaf een rotspunt op ons neder.
Uitgeput vinden we een homestay, die redelijk hoog ligt in Dhankar, dat volledig tegen een helling is gebouwd. Hier krijgen we een leuke kamer, zonder badkamer en zullen we gezamelijk met de andere gasten en de familie dineren. In een vierkanten gebouwtje buiten bevindt zich de latrine, waarvan het gat rechthoekig is.
In de woonkamer van de familie van de eigenaar krijgen we een heerlijke maaltijd met lekker veel rijst, en converseren we vrolijk met de andere gasten, die toevallig uit Israel blijken te komen.
Dan leggen we onze vermoeide lijven ten ruste in de bedden die de grootte van een kribbe hebben. Morgen gaan we het oude en nieuwe klooster van Dhankar bekijken. Ook zullen we nog een stuk omhoog lopen om bij het bergmeer een uitgebreid kijkje te gaan nemen.
G.B.
Dag 13 (25 juli), Dhankar & Kaza
In de vroege morgen ontbijten we met de Israeliers en de familie daarna verlaten de gezellige homestay en lopen naar de oude Gompa. Dit klooster is naar men vermoedt ongeveer twaalfhonderd jaar oud en eenmaal op blote voeten binnen in het indrukwekkende stuk historie is dit aan alles te zien. Vervaagde maar prachtige tekeningen sieren de scheve muren. We beseffen ons dat de Boeddhistische cultuur ontzettend oud is en weinig veranderd is. Daar we van het Christendom weten dat het door de geschiedenis heen een zoektocht naar het goede is geweest, via veel kwade wegen, lijkt voor ons het Boeddhisme nooit een kwade weg te hebben bewandeld. Ik kan me goed voorstellen dat ze hun kloosters zo hoog mogelijk willen bouwen. Al is de werkelijke reden dat ze zo dicht mogelijk “hogere” willen zijn, afgesloten van alle oorlogen beneden is ook niet ongunstig. Natuurlijk weten we dat ook de Boeddhisten ook wel eens slechte dingen hebben gedaan.
Na het bezoek aan het oude klooster beginnen we weer aan een stevige klim om bij het heilige meer van Dhankar te komen. Door de stekelige Cousinia thomsonii, we hebben eindelijk de naam ontdekt van de plant waar Johannes maar in blijft trappen, sjouwen we omhoog. Af en toe hoor ik Johannes een kreet uitslaken, als hij weer met een been in de martelende stekels van de plant terecht komt. Goed, dat krijg je als je alleen maar naar de vogels in de lucht blijft kijken. Het witschuimende wolkenplafond komt langzaam dichterbij en een frisse bries in onze rug daagd ons uit om verder naar boven te klimmen.
Het meer is spiegelhelder, vlak voor me zie ik de vissen zwemmen en verderop weerkaatst het water de berg en het stipje dat Johannes moet voorstellen, die meteen achter de vogels is aangegaan. Terwijl Johan de een na de andere vedersoort op het lichtgevoelige.., nee sorry op de digitale schijf weet te zetten loop ik langzaam rond het meer. In een ondiepe hoek zijn karpers lawaaiig in de aarde aan het vroeten, hun staarten en achterlijven boven het water uitzwiepend. Af en toe zijn de plonzen zo luid dat ik er van schrik. “Hoe zijn die vissen hier in godsnaam gekomen?” Vraag ik mij af. Nu weet ik dat vissen als kuit via de poten van vogels in afgesloten meren terecht komen en na even rondkijken besluit ik te hebben ontdekt welke vogel al deze vis hier moet hebben gebracht. Ik maak een paar foto’s waarvan Johannes later zonder enige twijfel zegt: “Dat is een Steltkluut.” Op de terug weet Johan nog een aantal prachtige foto’s van de Himalaya- en Lammergier te schieten. In het dorp lopen we nog even langs de nieuwe gompa en werpen we nog even een blik op een reusachtige houten Boeddha.
Daarna volgt de lange afdaling naar de weg naar Kaza. Al liederen zingend, hobbelen wij de berg af. Om half drie zijn we beneden. De bus zou tussen drie en vijf komen, wat ons ertoe beweegd om alvast te gaan lopen in de hoop een lift te krijgen. Uiterst dorstig kijken we uit over een lange weg en de wilde rivier, die overigens precies op dit punt van Spiti- in Sutlej rivier over gaat. Ook hangt hier een kabel over de kwade, kolkende golven. Aan de kabel hangt een karretje waarmee de mensen de rivier kunnen oversteken. Johan wil ook even in het karretje over die rivier, maar krijgt bij het instappen zijn wijsvinger lelijk tussen de katrollen. Nu niet alleen dorstig maar ook met hevige pijn in Johannes’ zijn vinger lopen wij verder. Gelukkig komen we snel in een dorp waar we water kopen en volgt niet veel later de lift waar we op hoopten.
Onze lift is een superaardige leraar uit Kibber die ons verteld dat het klimaat de laatste tijd snel aan het veranderen is in Spiti. Na deze gezellige rit eten we wat in een Indisch restaurant en ploffen vroeg in onze bedden. We zijn gesloopt maar gaan morgen, jawel, weer vroeg op om de bus naar Gramphoo en Keylong te kunnen pakken. Zo komt onze tijd in de Spitivallei tot een eind. Een geniale tijd, die we met plezier beleefden, fotografeerden en opschreven.

G.B.

Reacties

Reacties

janne

het klinkt echt super goed jongens!! t klinkt verder wel alsof jullie lekker je onhandige zelf aan t uithangen zijn.. Johannes je weet wat er van kom als je te veel met je hoofd in de wolken loopt he ;)
geniet er nog van en ik ben benieuwd naar de verhalen over Gramphoo, Keylong en alles daaromheen!!
xx

mums

he jongens, jullie verhaal van de monniken en de lama lezend dacht ik: daar zou ik meteen willen inchecken en daar blijven voor de rest van mijn leven. neem al die positiven energien op, take a very deep breath en geniet in volle maten!

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!